“Gelukkig de treurenden, want zij zullen getroost worden.” Daar-mee laat Johannes Brahms (1833-1897) zijn deutsches Requiem beginnen. En daarmee is de kern direct duidelijk: het gaat hem niet om een gebed voor de gestorvenen, zoals in een klassiek re-quiem, maar om het bieden van hulp en troost aan de nabestaan-den.
De dood van Robert Schumann in 1856 had de jonge Brahms zeer aan-gegrepen en de kiem gelegd voor zijn requiem. Na het overlijden van zijn moeder, tien jaar later, pakte hij het plan weer op. Hij zocht bruikbare bijbelfragmenten bij elkaar en smeedde deze aaneen tot een libretto waaraan hij een grote muzikale zeggingskracht kon ge-ven. Het resultaat is een ontroerend en hartverwarmend meester-werk dat ons wil helpen ons te verzoenen met de dood van dierbaren en met onze eigen sterfelijkheid.
In de zeven delen klinken veel emoties door: verdriet, vreugde, be-rusting, vertrouwen, hoop en verlangen. De muziek volgt de tekst: de vreugde huppelt, het verlangen wiegt lieflijk, kracht klinkt ook krachtig. Hoe Brahms de onontkoombaarheid van het sterven ver-klankt bezorgt je kippenvel. De overwinning op de dood klinkt triom-fantelijk. Het lieflijke middendeel vormt een rustpunt in alle heftige emoties. Troost en troosten komen steeds weer terug. Dit prachtige werk zal niemand onberoerd laten.
Oratoriumkoor Kennemerland voert Ein deutsches Requiem uit in de door Brahms zelf geschreven versie voor twee piano’s. We kiezen daarmee voor een intieme en intense luisterervaring.
Met medewerking van:
Isabel Houtmortels - sopraan en Luka den Boer - bas
pianobegeleiding: Nobuko Takahashi en Charlie Bo Meijering
Dirigent: Annelies Smit